Rating: 0 sterren
0 stemmen

Het domme motje ©

Door Ans van Grinsven

Er was eens een motje

Een dom en naïef zotje

Buiten had het een prachtig en mooi leven

Waar het straks een miljoen zou willen geven.

Want op een avond zag het een prachtig licht

En dacht: daar moet ik heen het is mijn plicht

Het vloog er regelrecht op af

Door het openraam naar binnen, o wat maf

En opeens zat het gevangen in dat huis

En dacht geschrokken: het is hier voorwaar niet pluis.

Waar is de milde frisse wind

Die ik altijd overheerlijk vind?

Waar zijn de bomen en de bloemen

En de bijtjes die daar zoemen?

En ik hoor geen vogels zingen

Hier om me heen zijn enge dingen

Dingen die niet bewegen

Kom ik heel veel  tegen

Er lopen vreemde grote wezens rond

Het lijkt me hier niet erg gezond

Ik ben misleid door dat mooie licht

Een levensfout van groot gewicht.

Ik zag zo’n prachtig open raam

O wat een erge blaam

Ik voel me nogal erg bedrogen

Ben er vreselijk ingevlogen.

Het naar binnengaan ging o zo vlot,

Maar nu zit de boel hopeloos op slot

Het motje huilde tranen met tuiten

Want het wilde o zo graag weer naar buiten.

Het motje fladderde heen en weer

Van heimwee deed hem alles zeer

Maar in dat huis woonden aardige mensen

En die hadden ook zo hun wensen

Ze wilden namelijk geen mot vlieg of luis

In hun hele schone huis

Ze kregen het motje in de smiezen

Die daar binnen zat te kniezen

Het raam ging weer open wagentijd.

Het motje slaakte een zucht want dat werd tijd

Ze hoefden hem niet eens weg te jagen

Het vloog weg zonder dat ze hoefden te vragen

Daar ging hij in de buitenlucht

Mij zien ze daar nooit meer, zei hij opgelucht