Rating: 0 sterren
0 stemmen

Hoofdstuk 5  Ingebroken in de kruimelwinkel ©         

Door Ans van Grinsven

Op een dag gebeurt er iets in Lindewiek. Iedereen weet wel dat er een Kruimelwinkel is in Lindewiek hè? De Kruimelwinkel van Meneer Mierielja. Meneer Mierielja is de oudste zoon van Opa Mierielja.
Op een ochtend is de familie druk bezig. Ze wassen zich en trekken hun kleren aan en gaan hun ontbijtje eten. De winkel moet open. Want al vroeg komen er altijd mierenklanten uit de omgeving. En voor zij komen moet Meneer Mierielja al in de winkel zijn. Maar ook zijn vrouw Miera en hun kinderen helpen in de winkel. Ja zelfs een heleboel andere familieleden helpen. Maar  Meneer Mierielja is er altijd het eerste omdat hij de deur moet open maken. Iedere ochtend om acht uur staat hij met de sleutel voor de winkeldeur. 
Nadat hij gegeten heeft en zijn tanden gepoetst, gaat hij ook op deze zonnige morgen de deur uit. Over het zandpaadje trippelt hij ijverig naar de winkel. Maar als  hij daar aankomt, wat ziet hij tot zijn grote schrik? Het stevige slot van de deur is stukgebroken en de deur staat open. Bibberend staat hij een tijdje stil en rent dan naar huis. "HELP…"gilt hij.
Op slag gaan overal mierendeurtjes open en iedereen komt haastig naar buiten.  "Ingebroken",  hijgt Meneer Mierielja. "in de winkel."
Daar rent de hele familie ook het zandpaadje over naar de winkel. Opa voorop. Even later verdringen ze zich om de kapotte deur. Opa stapt als eerste de winkel in. Meneer Mierielja achter opa aan. De anderen blijven angstig buiten staan.
Eerst zien ze niks bijzonders. De bakjes liggen allemaal keurig gevuld met alle soorten broodkruimels.
Maar dan ziet Opa het: "De potjes honing zijn weg," zegt hij.
En jawel hoor, de hele plank is leeg. Er staat niet een potje honing meer. Ze kijken elkaar aan. Wie heeft dat gedaan?
"We moeten de politie bellen," zegt Opa.