Rating: 4 sterren
1 stem

Hoofdstuk 18                             Een zieke Troeleke ©

Door Ans van Grinsven

Troeleke  voelde zich heel erg ziek door haar buikpijn. Toen de ander dieren in de gaten hadden dat Troeleke wel heel erg ziek was, raakten ze in paniek en wisten niet wat ze moesten doen. “Waarom zit je ook aan vreemde doosjes, “zei Wiebel boos.

“Hoezo, jullie hebben toch ook overal aan gezeten.” ”Maar wij hebben nergens van gesnoept,” zei Pipke zenuwachtig.” we moeten wachten tot de baas thuiskomt,” vond Blaffie.
"Dan ben ik al lang dood,” gilde Troeleke. “Je gaat zomaar niet dood,” zei Wiebel. Hij probeerde haar gerust te stellen. Maar eigenlijk was hij ook erg ongerust. Stel je voor dat hun lieve vriendinnetje doodging. Blaffie kwam op het idee om Pietje te vragen, misschien was hij niet boos meer en wist hij een oplossing. Dus klopte hij dit keer netjes op de deur hier tegenover. Pietje  kanarie riep: Binnen! Blaffie stapte de kamer in. Pietje begon hard te lachen toen hij het verhaal hoorde.” Ik heb jullie al horen rommelen in de badkamer,” zei hij “misschien kalmeert  met een zenuwpilletje”. “Het doosje  ligt in bureau van mijn baas, onderste la. Als je zenuwachtig bent helpt het heel goed. Ik heb ze van dokter Psychie   en ik ben er heel kalm van geworden.” (Deze geschiedenis komt voor in Piet Kanarie en de Rommelkamer) Blaffie haalde het doosje uit de la en nam er een rood pilletje uit en ging meteen terug naar hun eigen kamer terug. Maar Troeleke wilde niets van dat pilletje weten. “Help,"riep ze angstig,  “Blaffie wil me nog zieker maken. Ze wilde het pilletje niet innemen. Dus Blaffie ging het pilletje terug brengen. Stilletjes zaten ze om de kreunende Troeleke.

Die middag kwam Michel thuis uit school en ging naar zijn kamer. Hij rook een vreemde lucht in de gang, toen hij dicht bij zijn kamer kwam was de geur nog sterker. Hij hoorde ook gekreun. Op zijn kamer hoorde hij even later het hele verhaal. Vreselijk! Wat zagen die beesten eruit. Hun kleren nat en vol zeepresten  en onder de parfum. “Jullie lijken wel een stel meiden,” zei Michel, ”Parfum! Wat zal mijn moeder nijdig zijn dat jullie haar dure flesjes hebben uitgegoten over jullie kleren! En Troeleke moet maar gewoon uitzieken. Niks aan te doen, moet ze maar niet aan medicijnen komen. Je gaat er volgens mij niet aan dood.” Hij pakte een stapeltje boeken van zijn bureautje en ging naar beneden. Zij keken hem met verbazing na. Hun baasje trok zich nergens wat van aan.
Troeleke was gerustgesteld dat ze niet doodging maar wanneer hield die buikpijn eens op? “Blijf maar rustig liggen,” zei Pipke, “misschien gaat het straks beter.”
Ondanks de zieke Troeleke, probeerden ze toch verder te gaan met het plannetje voor de zwempartij van Orrie. Orrie luisterde met rode blosjes op zijn wangen. Morgen ging hij zwemmen, wat was hij blij. Kiekie zou ook mee gaan zwemmen. En wie zou met het touw meelopen dat ze aan de band zouden vastmaken? “Hebben we eigenlijk al een touw?” vroeg Orrie. “Die ligt hier in de la.” wist Blaffie.

Die avond kwam Michels moeder in de kamer en gaf hen een flinke uitbrander omdat haar dure flesjes parfum bijna leeg waren. Uit was de pret over morgen. Toen kregen ze allemaal buikpijn van de schrik want ze hadden haar nog nooit zó kwaad gezien.