Hoofdstuk 10 Een wakkere boel ©
Door Ans van Grinsven
De dieren waren erg onder de indruk van wat Tipsie Beer had voorgesteld. Nu ze er eens goed over nadachten, kwamen allerlei gedachten in hen op. “Ja, stel je voor, “zei Kiekie Kikvors, misschien komt ons baasje op het idee dat we toch nergens meer voor deugen en dan gooit hij ons weg.” Hij probeerde een grote sprong te maken om op het bureautje terecht te komen, maar viel er naast. “Auwwwww,”gilde hij
Dat komt omdat we nooit meer lopen dachten ze met schrik.
Blaffie keek vanuit zijn ooghoeken stiekem toe.
Kiekie zijn achterpoten waren behoorlijk gekneusd. “Ze zijn gebroken, ze zijn gebroken!”
“Stel je niet aan,” riep Blaffie, “Je hebt je poten gekneusd.”
“Dat is nog erger,” kreunde Kiekie.
“Waarom spring je ook meteen zo ver weg?” wilde Tipsie weten. “Je hebt jaren alleen maar in de doos gelegen. Je poten werken niet goed meer. Ik viel toch net ook op mijn neus toen ik eruit wilde klimmen.”
“We moeten de dokter van de familie vragen of hij komt,” vond Wiebel Konijn. “Dan krijgen we vast pilletjes dat we weer kunnen lopen.”
Doodstil was het opeens ze waren het er over eens dat de dokter moest komen. Toen keken ze naar Blaffie. “Zeg, jij weet hier alles in huis hoe moeten we de dokter bellen? "
“Die komt alleen maar als je zere poten hebt,” wist Blaffie “ of een ongeluk hebt gehad. En jullie hebben alleen maar stijve poten vanwege het jaren liggen. Gewoon oefenen met lopen,” vond Blaffie. “Is het zo simpel?” vroeg Orrie Orka, “en hoe zit het dan met mij? Ik heb nooit gelopen, ik heb helemaal geen poten.”
“Oooohhh, “riepen de knuffels. “We hebben hier wel een autootje van de baas voor je,” zei Wiebel Konijn, “We zetten je daarin en we rijden je wel rond overal naar toe. Er staat hier een hele verzameling.” Dat was een prachtige oplossing en Orrie knikte tevreden. “Kom jongens,” riep Tipsie opgewekt. “Als het waar is wat Blaffie zegt, dan moeten we maar eens aan de slag. Allemaal uit de doos ”
De knuffels deden moeite om op te staan, maar dat viel niet mee. Alleen Pipke Muis bracht het er goed van af. Maar zij was vaker uit de doos gekropen op zoek naar stukjes kaas in de keuken van de familie. Daar had niemand ooit wat van gemerkt. Ook Blaffie niet, zo stilletjes kon ze zijn. Met stukjes heerlijke kaas was ze altijd teruggekomen die ze verborgen had in een hoekje van de doos en als iedereen sliep, was ze altijd aan het knabbelen geslagen. Dus haar pootjes waren nooit stijf geworden. Ze liep vrolijk rond toen ze eenmaal uit de doos was. Ook Troeleke, de kleine hond, klauterde met moeite over de rand, behalve Orrie.
Kiekie lag nog steeds op de plaats waar hij gevallen was. Toen de anderen met moeite allemaal uit de doos gekropen waren, riep Tipsie: "Kom jongens, nu allemaal achter elkaar. We beginnen met een klein rondje door de kamer.”
“En ik dan? “gilde Kiekie, “ik kan niet, o mijn arme poten zijn gekneusd.”
“Dan blijf je maar lekker liggen,” vond Wiebel.
Orrie keek over het randje en keek wat er ging gebeuren. Ze probeerden om achter elkaar te gaan staan. Een rij knuffel- dieren. Daar probeerden ze te gaan. Tipsie voorop en ze probeerden een rondje te lopen. Wat ging het krakkemikkerig. Behalve Pipke, ze dribbelde de anderen voorbij.