Hoofdstuk 1 Knabbelaar en Jaapje ©
Door Ans van Grinsven
Ergens in het land is een gezellig stadje en dat heet Lindewiek. Aan de rand ervan aan de Merellaan daar woon ik op nummer 25. Het is een heel leuk huis met een rieten dak. Een tuin heb ik niet maar wel wat anders: een heerlijke boomgaard met veel gras en daarin staan peren en kersenbomen.
Schuin hier tegenover is een appelboomgaard en daarachter de boerderij van boer Bartjes. Van hem heb ik een spierwitte geit gekocht. Die loopt nu onder peren en kersenbomen en zorgt ervoor dat het gras niet al te lang wordt. Als ik door de boomgaard wandel om te zien hoe het met de peren en de kersen staat, komt hij me goedendag wensen en knabbelt hij gaatjes in mijn rok. Hij kan het maar niet laten. Dus heb ik hem Knabbelaar genoemd. En Knabbelaar kan praten. Hebben jullie wel eens van een pratende geit gehoord? Nee? Nou de mijne kan het, echt waar. Hij heeft veel beleefd in zijn jaren bij boer Bartjes.
“Wil je nog een verhaal horen Doortje?”vraagt hij. Hoewel ik helemaal zo niet heet, ik heet Ans. En dan kletst hij me de oren van het hoofd over zijn belevenissen toen hij nog op het erf van de boer woonde.
Wat ik zoal de hele dag doe? Wel, er gebeuren hier allerlei dingen in ons stadje en die schrijf ik op want ik weet zeker dat jullie dat willen weten.
Maar eerst moet ik vertellen dat ik ook een huisgenootje heb. Jaapje heet hij. Nu denkt iedereen vast: wie zou toch die Jaapje zijn? Dat zal ik vertellen:
Op een dag stond mijn raam open en vloog een Lieveheersbeestje naar binnen en dat is dus Jaapje. Hij wilde graag wonen in een huis met een rieten dak. Eerst was hij op nummer 23 naar binnengevlogen, maar daar wilden ze geen ongedierte in huis en hadden hem door het raam weer naar buiten gejaagd. Jaapje zag nog oranjerder uit dan anders van kwaadheid. Toen heeft hij zijn geluk beproefd op nummer 25. Bij mij dus. Ik vind het wel gezellig een huisgenootje. Maar we hebben wel afspraken gemaakt dat hij geen rommeltje bij me maakt want ik hou van netjes. En je kunt het geloven of niet, maar het is een gezellig beestje. Hij heeft een hoop beleefd. Wie weet wat hij me allemaal te vertellen heeft. Dat kan ik dan mooi opschrijven om het jullie te laten weten. Keurig en beleefd is hij en noemt me tante Ans. Voor het eerst van mijn leven ben ik tante geworden. Jaapje heeft beloofd dat hij op het huis zal passen als ik er niet ben en dat is een hele geruststelling.
Knabbelaar heeft tranen met tuiten gehuild omdat Jaapje in het huis mag wonen en hij buiten moet blijven. Maar ik vertel hem dat een geit onmogelijk in huis kan wonen.
“Waarom niet?” vraagt hij.
“Je maakt mijn huis vuil,” leg ik uit, “bovendien ben je voor in de tuin om het gras kort te houden!”
“Ja ja, je hebt mij omdat je een hekel aan grasmaaien hebt,”
“Precies,” zeg ik, “bovendien heb je een prachtig hok onder de kersenbomen met een rieten dak, speciaal voor jou gemaakt. Bij boer Bartjes stond je dag en nacht in de buitenlucht met een haan op het erf die je het leven zuur maakte. Dat heb je me gisteren zelf verteld.”
Knabbelaar zwijgt boos. Hij vindt dat ik op dit moment precies op de haan van boer Bartjes lijk. Maar ik trek me er niets van aan.