Rating: 0 sterren
0 stemmen

Hoofdstuk 12                            De verdwijning van Pluisje ©

Door Ans van Grinsven

Het was donderdagmiddag en tante Miep ging haar zondagse schoenen glanzend poetsen. Daarna deed ze haar mooiste jurk aan. Ze ging op visite bij haar vriendin Anna die vandaag jarig was. Het was twee uur. Oei ze moest opschieten. Ze trok haar jas aan, pakte haar tas en sloeg even later de deur achter zich dicht.
De knuffeldieren hadden het huis voor zich alleen. Kort daarvoor hadden ze met zijn allen gegeten en afgewassen. Het huis was keurig aan kant.
Brombie ging zijn middagslaapje doen. De anderen gingen ieder hun gangetje tot de theetijd.
Om half drie komen Klaartje en Lotje naar de keuken om thee te zetten. Dat hadden ze tante Miep beloofd. Om klokslag drie uur komen de anderen en gaan ieder op hun vaste plaatsje zitten aan de lange tafel. Maar één plaatsje blijft leeg. Die van Pluisje.
"Waar is Pluisje?" vraagt Brombie.
"Dat weet ik niet," zegt Lotje, Ik heb haar na het eten niet meer gezien. Er werd naar Pluisje geroepen en gezocht maar er kwam geen antwoord.
"We beginnen maar met de thee, ze zal zo wel komen," stelde Brombie voor.
Maar Pluisje kwam helemaal niet opdagen. Het werd half vier, toen sloeg de klok vier uur. Het werd later en later, maar Pluisje  bleef weg. Ze werden vreselijk ongerust. Het was nog nooit voorgekomen dat Pluisje er niet was. De stemming werd bedrukt. Twinkeltje hield het niet meer uit. "We moeten haar gaan zoeken," vond hij.
Maar Floppie zei opeens: "Ze houd ons vast voor de gek. Misschien zit ze ons in een verborgen hoekje uit te lachen  omdat wij zo ongerust over haar zijn."
"Zoiets zou Pluisje nooit doen," zei Lotje verontwaardigd. "Dat is gemeen  Floppie om dat te denken."
Ze stonden op. De theeboel bleef op tafel staan. Ze sloten de voordeur en belden bij de buren aan om te vragen of hun vriendinnetje bij hen was. Toen bij burgemeester Bladergroen aan de overkant, maar Pienkie en Ietje de kinderen van de burgemeester kwamen net uit school en wisten van niets. Ze zochten de hele buurt af en gingen toen naar het park. Maar ook de dieren hadden haar niet gezien. Wollie opperde dat ze misschien naar de kaaswinkel van meneer Kaasimier was.
"Nou dat kan niet," meende Brombie,  "want dan had ze allang terug moeten zijn." Ze liepen terug naar de Beukenlaan en zochten opnieuw en riepen om het hardst: "Pluisje waar ben je, waar ben je Pluisje?"
"Misschien is ze in een muizenklem gelopen," zei Floppie
"Dat is gemeen waarom vertel je zulke griezelige dingen?" vroeg Lotje geschrokken.
"Nou er zijn anders mensen die een hekel aan muizen hebben en die zetten dan een muizenklem. Daar doen ze dan een stukje kaas in en als de muis dan het stukje kaas wil pakken, slaat de klem dicht en zit de muis gevangen."
Ze rilden van afschuw, dat Pluisje zoiets zou kunnen overkomen.
"Maar toch geloof ik hier niets van," zei Klaartje. "Pluisje is veel te verstandig, ze weet best dat ze niet in de buurt van muizenklemmen moet komen."
"En ze heeft thuis kaas genoeg," viel Brombie haar bij.
"Misschien is ze een poes tegengekomen," zei Floppie weer,  "want die zijn dol op muizen… ja om eten dan…"
Lotje stopte haar oren dicht. Ze begon te huilen.
"Poezen eten geen aangeklede muizen," wist Twinkeltje,  "alleen blote muizen  zoals Wollie in het park.
Dat stelde opeens iedereen gerust, al zouden ze het afschuwelijk vinden als Wollie door een poes zou worden opgegeten.