Rating: 5 sterren
1 stem

Hoofdstuk 12   Een bos zonder beukennootjes ©

Door Ans van Grinsven

Het bos ligt aan de ander kant van Lindewiek. Voor vogels is dat maar een klein eindje vliegen, dus al gauw komen ze daar aan. Meteen gaan ze overal zoeken. Ze zoeken en zoeken, maar wat is dat, hoe ze ook zoeken, aan de beukenbomen eronder op de grond,  vinden ze niets. In het hele bos is geen beukennootje te bekennen. Onze vogelvriendjes snappen er niks van. We moeten opnieuw zoeken,” zegt Mekie Mees, “andere jaren zijn er altijd een heleboel beukennootje geweest. Waarom zijn ze er nu dan niet?” Opnieuw vliegen ze het bos in. Maar als ze later weer bij elkaar komen aan de rand van het bos, heeft niemand van hen ook maar een nootje gevonden.
Het is een groot raadsel en ze zijn er stil van. Hoe kan dat nou? Het is toch de tijd dat er weer beukennootjes zijn! Ze zitten zielig bij elkaar. Ze kunnen toch niet bij Fleurtje aankomen en zeggen dat er geen een nootje is. Met schrik denken ze aan de verfdoos. Straks hebben ze geen verfdoos voor Wikkie. En geld om er een te kopen hebben ze niet. Wat nu? Maar dan opeens weet Rolleke Mus wat er aan de hand is.
“Horntje Eekhoorn,” zegt ze. “Hij eet toch altijd beukennootjes, hij verzameld ze ieder jaar.” O o, daar hebben ze helemaal niet aan gedacht. Zou Horntje ze allemaal uit het hele bos al bij elkaar gezocht hebben? “En wat moet hij met zoveel beukennootjes?” vraagt Katootje Kraai.
“Nou, Horntje verzameld ze voor het hele jaar. Dan heeft hij genoeg te eten en zeker voor de winter als er niets te vinden is,” denkt Mekie Merel.
“Dat is heel slim van Horntje,” vind Mekie. “Maar wat nu? Wij moeten ze ook hebben!”
Maar opeens heeft Doortje Vink een ideetje. “We kunnen Horntje vragen of hij er wat van af wil staan.”
“Denk je dat hij dat zomaar zal doen?” vraagt Egbert Ekster. “Ik denk het niet,” meent Kaatje Specht, “maar misschien kunnen we iets anders ruilen of kunnen we wat voor hem doen.” “Ja misschien kunnen we op zijn huisje passen, als hij uit gaat, en dan kunnen we in zijn keldertje snuffelen en dan…. De vogels protesteren heftig. “Dat is niet eerlijk, zeggen ze verontwaardigt. Stelen mag niet. We zijn eerlijke vogels!”
“Nou ja,” zegt Egbert, hoe moeten we er anders aan komen?” Maar ze besluiten dat ze niks met dat plannetje van Egbert te maken willen hebben. En dat is maar goed ook. Alle dieren en alle kinderen en alle mensen in Lindewiek zijn heel eerlijke mensen. Daarom is het altijd zo fijn om in Lindewiek te wonen.
Maar Doortje vindt dat ze het beste gewoon kunnen vragen of hij hen wat wil geven. Dat is nog het beste. Maar waar woont Horntje ook al weer?
“In het derde pad en dan links af in de vierde grote eikenboom,” weet Rolleke Mus. ”kom maar mee.” Het huisje hebben ze even later gevonden. Er hangt een touwladdertje buiten aan een dikke tak. Maar klimmen hoeven vogels niet. Ze vliegen op de dikke tak. Dan als de tak alsmaar breder wordt gaat hij een beetje omlaag en daar in een holte zien ze het deurtje van het huis van Horntje. Ze trekken aan het kleine belletje en wachten tot Horntje de deur open doet. Even later horen ze hem aan komen sloffen. Langzaam gaat het deurtje open. Daar staat een vermoeide Horntje. Hij kijkt verbaast bij het zien van zoveel vogels. Als hij hoort waarom ze komen kijkt hij verontwaardigd. “Mijn beukennootjes afstaan? Zijn jullie nou helemaal mal, ik heb dag en nacht werk gehad om ze allemaal te verzamelen. Ik was zo bang dat alle kinderen van Lindewiek ze zouden gaan zoeken want dan heb ik te weinig om de winter door te komen.” “Maar je eet toch ook eikels,” zegt Kaatje Specht verbaast. “Die zijn er genoeg.” “Jawel,” zegt Horntje, “maar kinderen lusten geen eikels, maar wel beukennootjes, dus ik moest vlug alle beukennootjes naar huis slepen om er mijn keldertjes mee te vullen, voordat ze allemaal gevonden zijn. Maar kom binnen, ik heb eigenlijk wel een ideetje!”