Hoofdstuk 10 Het gewonde egeltje ©
Door Ans van Grinsven
Op een middag vroeg in het voorjaar kwam Twinkeltje haastig en opgewonden aangerend.
“Brombie kom gauw,”roept hij helemaal buiten adem. “Er ligt een egeltje op straat. Ze is overreden en bijna dood.” Twinkeltje rent de deur uit en Brombie en Floppie rennen hem achterna de trap af. De anderen durfden van schrik en niet te gaan kijken.
Buiten buigen ze zich over het ernstig gewonde egeltje dat zachtjes kreunt van de pijn. Twinkeltje kijkt Brombie hulpeloos aan. Juist nu dat tante Miep er weer niet is om te helpen. maar Brombie weet ook wel wat hem te doen staat. “Haal een laken,” roept hij, “en gauw, dan dragen we haar naar boven.”
Floppie rent de flat in naar boven en komt even later met een laken uit Tante Mieps linnenkast terug. Voorzichtig wordt het gewonde egeltje in het laken gelegd en dragen ze haar naar boven. Op het bed van Lotje wordt ze neergelegd. Brombie gaat onmiddellijk dokter Prikker bellen. De anderen komen verdrietig om het kermende diertje staan.
Gelukkig komt de dokter al heel gauw. Hij onderzoekt het egeltje en zegt dat ze erg gedeukt en gekneusd is, maar dat het allemaal goed komt. Ze komt zo wel bij. Opgelucht halen ze adem. “Wikkel haar maar in warme doeken. Morgen in een warm bad stoppen en verder goed uitrusten.” Uit zijn zwarte dokterstas haalt hij een lichtbruin doosje tevoorschijn. Als ze veel pijn heeft mag ze hiervan een pilletje. Maar niet teveel, hooguit drie maal per dag een. Over een paar dagen kom ik terug.” De dokter vertrekt.
Klaartje wilde wel een verpleegstertje zijn voor Eegje. Ze wachten tot het kleine gewonde diertje bij bewustzijn komt. Niet lang daarna sloeg ze haar oogjes op, tot grote vreugde van de meisjes knuffels. Ondanks de pijn schrok ze toen ze al die ogen op zich gericht zag.. “Wat is er gebeurd, waar ben ik,” vroeg ze kreunend. Ze konden haar nauwelijks verstaan.
“Je hebt een ongeluk gehad en we hebben je gevonden en bij ons binnengebracht,” zei Brombie.
“ga ik dood?” vraagt ze met een angstig stemmetje.
“Welnee,”zei Floppie, “je pootjes zijn niet gebroken, je neus zit er nog aan en je oortjes zitten ook nog op dezelfde plaats. Hier en daar ben je flink ingedeukt, maar verder valt het wel mee hoor.”
"Hoe kom ik van die deukjes af?”vroeg ze benauwd.
“Morgen stoppen we je in een lekker warm bad, dan wordt je vanzelf weer helemaal rond,” zei Floppie opgewekt.
Het egeltje haalde opgelucht adem. “Maar ik heb zo’n pijn ,” kreunde ze.
Brombie vertelde dat de dokter was geweest en dat hij een doosje met pilletjes voor haar gegeven had. Hij haalde er een uit het doosje. Hiervan gaat de pijn weg,” zei hij. Voorzichtig stopt hij een pilletje in de mond van het kleine patientje. Klaartje helpt haar een klein beetje overeind en dat valt niet mee met al die stekeltjes Ze haar laat kleine slokjes heerlijk koel water drinken.
“Hoe heet je?” vraagt Pluisje.
“Eegje Egelaar,” klinkt het zachtjes. Ze kreunt weer. Alles doet pijn.
“We zullen goed voor je zorgen,”zegt Klaartje troostend. “Alles komt in orde, de dokter heeft het zelf gezegd en hij kan het weten.”
“Waar kom je vandaan?” vroeg Brombie. “En wat wilde je hier in de stad? Egeltjes wonen toch buiten in de natuur?”
“Ja daar kom ik ook vandaan,”klinkt het piepstemmetje. “Ik woon even buiten het dorpje Overlee.” Ze kreunde weer. Het spreken kostte haar veel moeite. “Ik wilde graag naar de grote stad om te zien hoe het daar is. Maar o wat is het hier druk in het verkeer. Alles gaat zo snel en ik kan niet hard wandelen.” Ze wachtte even om op adem te komen.” Maar Klaartje, Lotje en Pluisje knikten begrijpend. Egeltjes zijn heel langzaam, ze kunnen gewoon niet sneller.
Brombie glimlachte in zichzelf. “Lieve help,”dacht hij, “voor ons is Groenedaal een klein stadje en de Seringenlaan een rustige buurt.”
“maar nu herinner ik me opeens dat ik een klap heb gevoeld en daarna wist ik niets meer,” zei Eegje met moeite.
“Maar,” zei Klaartje “nu moet je gaan rusten, al dat praten is veel te vermoeiend.”
Ze heeft het nauwelijks gezegd of de oogjes van het egeltje vallen doodmoe dicht.
Voorzichtig gaat iedereen op zijn tenen de kamer uit. Die dag wordt alles zo zachtjes mogelijk gedaan om het kleine patiëntje zoveel mogelijk te laten slapen. Zo nu en dan gaan ze voorzichtig op hun tenen even naar haar kijken. Soms horen ze haar even kreunen, maar Eegje slaapt de verdere middag en avond door.
Maar als die avond iedereen naar zijn bed wil heeft Lotje geen bed. Daar ligt het egeltje in.
Het logeerbed wordt tevoorschijn gehaald. Alles wordt zo zachtjes mogelijk gedaan om het egeltje niet wakker te maken. Maar ze slaapt nog steeds en zal pas de volgende morgen wakker worden.